8 Redenen waarom het de Week Tegen Pesten heet
“Waarom maar één week in het jaar? En waarom heet het niet de Week van de Vriendschap?" Dit zijn de 8 redenen waarom het wél de Week Tegen Pesten heet.
Verder lezen
Een paar minuten te laat en zich verontschuldigend komt Karim Amghar in beeld bij onze Teams meeting. De drukbezette programmamaker, tv-presentator, mbo-docent en auteur maakt tussen zijn afspraken door echter graag tijd voor ons om het te hebben over de Week Tegen Pesten. Waarom is het belangrijk dat er zo’n week is? Waarom is het geen hot topic op het mbo? En hoe merkt hij wanneer hij voor de klas staat dat er onveiligheid heerst? We vroegen het hem allemaal.
Er heerst heel erg een beeld dat mbo-ers volwassenen zijn en dus zichzelf (moeten) redden; als je naar het mbo gaat ben je een volwassen dame of volwassen kerel, en moet je het zelf maar fixen. Terwijl tal van onderzoeken uitwijzen dat tot je 23e vooral je sociale brein actief is, pas daarna je cognitieve brein. Daarvóór laat je je keuzes vooral afhangen van situaties waar je in het verleden bent geweest en wie er belangrijk voor je is: die ene leuke vriendin of juist die minder leuke vriendin of vriend. Dus zeker tot je 23e moet je jongeren en kinderen helpen bij moeilijke vraagstukken als pesten. Je kan dan nog niet de relatie tussen oorzaak en gevolgen leggen.
Ik kom het sowieso in het klaslokaal tegen. Hoewel zij -de youngsters- zelf niet doorhebben dat het pestsituaties zijn. Ook in de items die ik maak voor mijn programma’s kom ik het tegen en zoek ik het ook op. De interesse naar dit thema is eigenlijk gekomen omdat ik onderzoek heb gedaan naar radicalisering. Veel mensen die radicaliseren hebben vormen van sociale pijn.
In Amerika is er een onderzoek gedaan door Naomi Eisenberger naar het verschil tussen uitgescholden worden; gepest worden en een klap voor je kop krijgen. Uit dat onderzoek kwam dat dezelfde delen in de hersenen oplichten; wat betekent dat de pijn hetzelfde wordt ervaren, of het nou fysiek is of niet.
Als je als docent in je klas ziet dat twee jongeren met elkaar op de vuist gaan, wordt er meteen hard ingegrepen; er moet ineens beleid gemaakt worden, de ouders worden gemaild, etc. Maar als er extreme vormen van pestgedrag in het klaslokaal plaatsvinden, zijn er leraren die soms denken: “ah joh, daar wordt hij of zij hard van; straks op de arbeidsmarkt is het nog veel harder, je kan nu beter vast een dikke huid creëren”. Uit het eerder genoemde onderzoek blijkt dus dat pesten letterlijk pijn doet.
Het is niet iets vaags of iets softs, uit die oplichtende hersendelen blijkt dat pesten letterlijk pijn doet en dus mishandeling is.
Uit vervolgonderzoek hierop blijkt dat bij pesten, waar je sociale pijn ervaart, wraakgevoelens opbouwt. Dit is één van de grote factoren bij radicalisering. Bijna alle mensen die geradicaliseerd zijn, ervaren heel veel sociale pijn. Daardoor hebben ze wraakgevoelens opgebouwd en zijn ze gaan radicaliseren. Er zitten natuurlijk nog andere componenten aan, zoals gescheiden ouders of mishandeling, maar als je dit niet serieus neemt zijn de gevolgen voor de samenleving dus desastreus.
Wat heel belangrijk is, is dat je jongvolwassenen tot studenten aan toe, ieder jaar weer op de borst drukt en bewust maakt van de oorzaak en gevolgen van pestgedrag, en wie welke verantwoordelijkheid hierin heeft; zowel bij studenten als bij docenten. Zodat mensen ook hun rol oppakken.
Je hebt de pedagogische driehoek met de thuiscultuur, de straatcultuur en de schoolcultuur. Bij pestgedrag klim je in de straatcultuur hoger op de ladder, ten koste van de ander. Terwijl als je jongeren leert dat je in de cultuur op straat kan klimmen op de ladder door respect te hebben voor elkaar -door elkaar niet af te maken, maar juist te helpen-, je ervoor kan zorgen dat ze simultaan op alle drie de ladders kunnen klimmen. Als je ze dat kan leren, kunnen ze succes behalen op straat, op school en thuis en gaan ze eerder hun verantwoordelijkheden pakken.
Allereerst moet het thema een grotere continuïteit krijgen in het klaslokaal. Maar er moet ook wat gebeuren aan het onderwijssysteem. Want eigenlijk is het schoolsysteem sinds de Tweede Wereld niet meer veranderd. Door de opkomst van fabrieken zijn ze het onderwijssysteem gaan inrichten met een leraar voor de groep en de leerlingen in nette rijen met tafeltjes erachter. Iedereen doet braaf wat een beleidsnota hen vertelt en na de les wordt het klaslokaal weer verlaten. De rol van de student is echter aan het veranderen. Zowel in relatie tot de docent als in de relatie tot elkaar. Als jij wil dat zij hun verantwoordelijkheid gaan pakken in een conflict, in een ruzie of pestsituatie, is het belangrijk dat je ze uitlegt dat ze een verantwoordelijkheid hebben in een klaslokaal. Als je als docent en student de kracht gaat zien van gezamenlijk ingrijpen, kun je echt iets moois bereiken.
Het is belangrijk om het met de groep te hebben over de gevolgen van pesten en wiens verantwoordelijkheid het is. De verantwoordelijkheid wordt vaak bij de scholen gelegd, maar het is breder dan dat. De verantwoordelijkheid voor een pestsituatie ligt ook bij degene die van de zijlijn meekijkt. Zij grijpen niet in uit angst zelf ook gepest te worden.
Filosoof Bart Brandsma, gespecialiseerd in polarisatie, noemt deze grote groep: ‘het stille midden’. In een pestsituatie wordt er altijd aandacht gegeven aan de twee partijen: pester en gepeste. Maar ‘het stille midden’ is een veel grotere en hele belangrijke groep in de aanpak van pesten en polarisatie.
En dan hebben we het nog niet eens gehad over waar het gedrag van de pester vandaan kan komen, namelijk: eigen pijn. Misschien is iemand zelf gepest, mishandeld of misbruikt, wat pestgedrag in de hand kan werken. Zijn of haar eigen pijn wordt geprojecteerd op de ander; om de eigen pijn maar een plek te geven.
Het is echt belangrijk om dit ook te realiseren en uit te leggen aan de groep in het begin van het jaar. Dan zou iemand die in potentie een pester is kunnen denken: “oh shit, als ik nu dus pestgedrag ga vertonen, komt mijn eigen pijn ook aan bod en dat wil ik nog helemaal niet laten zien”.
In mijn eigen klas, waar ik heel vaak de dialoog probeer te voeren, zeg ik altijd:
“The hurt of one is the hurt of all, and the healing of one is the healing of all”.
Dus op het m oment dat één iemand pijn lijdt in het klaslokaal, zeg je: je hoeft ons niet te pesten, want wij delen jouw pijn. Als je één iemand dan helpt met helen, heelt de hele groep.
Zodra je de klas gaat zien als minisamenleving en niet als fabriek, gaat iedereen zijn verantwoordelijkheid pakken en kan je echt mooie dingen doen in een klaslokaal.
Het speelt niet echt een rol bij mbo’s. Het gaat veel meer over arbeidsethos; hard werken; ‘niet lullen maar poetsen’ is de mentaliteit. Zachtheid en sociale veiligheid past niet zo in dat imago. Bij mbo’s wordt er vaak gedacht aan lassers, bouwvakkers en technische, praktische beroepen. Maar het gaat ook over sociale beroepen, rechten en hulpverlening: de zachte kant van het mbo. Er zijn binnen het mbo zo veel niveaus, leeftijden en beroepsopleidingen, dat is moeilijk op één hoop te gooien.
Ik vind dat minimaal 50% van de mbo-opleidingen zou moeten bestaan uit het aanleren van soft skills; burgerschap en sociale vaardigheden.
Maar er is veel weerstand; leraren hebben het al te druk en er zijn andere prioriteiten. Er wordt dan ook gezegd: “het staat toch in het beleid”, “het gebeurt bij ons op school niet”, “we voeren er wel keer een debat over”. Maar dat is niet genoeg.
Als je vanuit de denkwijze van Naomi Eisenberger redeneert, dat als je iemand sociaal pijn doet, je iemand mishandelt, zou het logisch zijn om hier wetgeving op te maken. We hebben namelijk ook hele duidelijke, scherpe regels bij fysieke mishandeling. Maar we zijn te bang om regels te maken en duidelijke grenzen te stellen, omdat pesten of buitensluiten zo moeilijk is om aan te tonen: we zien geen letterlijke schade.
De #metoo kwestie werd ook pas heel serieus genomen toen er belangrijke figuren op gingen staan en de Black Lives Matter Beweging moest ook eerst viraal gaan voordat we echt met elkaar kunnen zeggen: dit pikken we niet; dit kan je niet maken.
Bij pesten moet er ook een punt komen waarbij we tegen elkaar zeggen: dit kan je niet maken; dit kan je niet zeggen, zo willen we niet met elkaar omgaan.
Daarvoor moet je misschien heel rauw de gevolgen van pesten laten zien, het beestje bij de naam noemen, échte verhalen vertellen, het liefst door een bekend persoon: laat de gevolgen van pesten in al z’n pijn zien.
Ja, het mbo heeft heel erg een imagoprobleem. Je moet hard zijn, stoer en vooral niet soft. Maar er zijn veel vooroordelen over het mbo. Waar we het eerder al over hadden; we denken alleen maar aan de harde beroepen als we aan het mbo denken. Gevolg daarvan is dat zaken als veiligheid in je klaslokaal en praten over pesten, minder belangrijk zijn. We moeten ze vooral leren hard te werken.
En áls er dan burgerschapsonderwijs is, wordt het op een vervelend tijdstip gegeven, achter in het gebouw weggestopt. Dan wordt het al snel geskipt door de studenten en de prioriteit wordt op andere plekken gelegd.En daarnaast is er ook nog de factor dat ouders op het mbo nauwelijks betrokken worden.
“Nu zitten ze op het mbo, nu zijn ze volwassen, nu moeten ze het zelf doen”. Terwijl ze dan soms pas 16 zijn.
Het zijn verschillende dingen, namelijk:
Na nog een persoonlijke anekdote over een heftige pestsituatie waar Karim getuige van was, ronden we het interview snel af, en vliegt hij door naar zijn volgende afspraak. We bedanken hem heel erg voor zijn inzichten en openheid.
Foto’s 1, 3 en profielfoto: David Meulenbeld